Hoofdstuk 3 Landelijke regelgeving openbare verlichting
Er bestaat geen wettelijke verplichting tot het plaatsen van openbare verlichting. Wel heeft de overheid een zorgplicht: de wegen dienen veilig te zijn.
Hieronder worden de belangrijkste regels en richtlijnen opgesomd voor als er verlichting wordt geplaatst. De gemeente houdt daarnaast rekening met andere algemene regels die gelden voor alle werken in de openbare ruimte zoals natuur- en milieuwetgeving.
Hfd 2. Beleid openbare verlichting beschrijft voor ieder stukje regelgeving welke keuzes de gemeente maakt. Uitgangspunt hierbij is Bewust Verlichten met als motto ′Donker waar mogelijk, Licht waar nodig′.
1. Aansprakelijkheid (Burgerlijk Wetboek)
De wegbeheerder kan aansprakelijk worden gesteld voor schade wanneer de openbare verlichting niet voldoet aan de eisen die men in de gegeven omstandigheden daaraan mag stellen voor verkeersveiligheid. Door haar keuzes op het gebied van openbare verlichting te onderbouwen, kan de gemeente redelijkerwijs voor schade worden gevrijwaard. Volledige afdekking van aansprakelijkheid is echter niet mogelijk.
De gemeente onderbouwt haar verlichtingsbeleid in dit beeldplan. Westerkwartier beschrijft per gebiedstype haar keuzes voor wat betreft wel of niet verlichten, de verlichtingssterkte en gelijkmatigheid. Bij de zorgplicht van de gemeente hoort niet alleen een bewuste keuze voor wat betreft nieuwe verlichting. Van evenveel belang is goed beheer en onderhoud door tijdige vervanging van lampen, armaturen en masten.
2. Richtlijn Openbare Verlichting 2011 (ROVL-2011)
De ROVL-2011 geeft richtlijnen voor de verspreiding van en hoeveelheid licht op straat. Het is geen wettelijke verplichting maar een advies en hulpmiddel voor wegbeheerders. De ROVL-2011 is opgesteld door de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde waarin deskundigen in het werkveld hun kennis bundelen om wegbeheerders te ondersteunen.
De ROVL-2011 adviseert per gebiedstype en wegcategorie een bepaalde verlichtingssterkte voor het drukste uur van de dag. Er is ruimte om deze hoeveelheid licht op het wegdek te verlagen op rustiger uren door te dimmen.
De ROVL-2011 adviseert ook over een passende gelijkmatigheid, dat wil zeggen, in welke mate het licht egaal over het wegdek is verspreid. Dit wordt bepaald door de afstand tussen de lantaarnpalen en de mate waarin het armatuur het licht verspreidt over de diverse richtingen.
3. Arbeidsomstandighedenwet/ installatieverantwoordelijkheid
Iedere gemeente dient een installatieverantwoordelijke aan te wijzen om volgens de NEN 3140 ‘Bedrijfsvoering van elektrische installaties- Laagspanning’ te zorgen voor veiligheid bij werken aan elektrische objecten in het laagspanningsgebied. De verantwoordelijkheid kan expliciet bij de aannemer gelegd worden voor de veiligheid van de gemeentelijke elektrische installaties tijdens montage, onderhoud en verwijdering. Voor het ondergronds netwerk is de netbeheerder verantwoordelijk.